Achter het gedrag van een kind zit een heel verhaal
Begeleiding geven aan kinderen die thuiszitten gaat verder dan helpen bij rekenen en taal, vindt Els van Leeuwen. Ze kijkt naar het complete kind. Daardoor voelt de leerling zich echt gezien én kan Els voldoen aan de voorwaarden van het kind om tot leren te komen.
Te veel leerlingen zitten thuis, omdat er geen passende plek voor ze is in het onderwijs. Er is een verontrustende stijging te zien van 30% ten opzichte van vorig jaar. In 2020 ging het om 5000 leerlingen, nu zijn het er al 13.000. Dennis de Graaff, algemeen directeur van Educto, vertelde in een vorig artikel hoe dat komt: ‘Een van de oorzaken zit in het tekort aan schakelklassen, waar kinderen terecht kunnen die de Nederlandse taal nog niet beheersen. Ook hoog- en meerbegaafde kinderen komen vaak thuis te zitten omdat ze geen aansluiting vinden op school en daardoor sociaal-emotionele problemen of motivatieproblemen krijgen. Daarnaast is de jeugdzorg overbelast, waardoor kinderen die te maken hebben met bijvoorbeeld zware gedragsproblematiek of verslaving, niet terecht kunnen bij jeugdzorginstellingen waar ze ook onderwijs krijgen.’
Onze begeleiders zoeken de kinderen thuis op om onderwijs te bieden of te helpen bij de overgang naar een nieuwe plek in het onderwijs. Soms is het een combinatie van die twee, zoals bij de begeleiding die Els afgelopen schooljaar gaf: ze hielp een leerling van zeven jaar, die tot dan toe voornamelijk thuisonderwijs had gekregen en de overstap zou gaan maken naar het speciaal onderwijs. Els werkt vanuit een holistische visie in het contact met de leerling en hun ouder(s) en gebruikt hiervoor diverse didactische- en coachingstechnieken. Els: ‘De hulpvraag vanuit deze school was om de leerling te ondersteunen in zijn basisvaardigheden, maar ook om hem bijvoorbeeld te laten wennen aan het werken in een schrift. Thuisbegeleiding is er bovendien om ouders te ontzien. Deze moeder kon haar werk thuis doen, maar ze ontving wel klanten en moest daarnaast haar zoon onderwijzen. Een gezin staat echt onder druk als een kind thuis komt te zitten.’
Els werkte met de leerling onder andere aan zijn basisvaardigheden op het gebied van taal en rekenen. Samen liepen ze langs de getallenlijn – neergelegd op de grond, om de jongen een andere manier van leren aan te bieden- en ontdekten ze nieuwe woorden. Na elke begeleiding besprak Els met moeder waar ze de komende thuislessen aan konden werken en regelmatig gaf ze tips voor nieuwe manieren van oefenen. Door de jongen bekend te maken met de manier van werken op school, hielp Els met haar begeleiding om de overgang naar school soepeler te maken. ‘Dat ging ook over de voorwaarden om tot leren te komen, zoals in je schrift werken en de afspraken leren over het gebruik van de materialen. Ook dit soort alledaagse handelingen heeft hij gemist bij gebrek aan een schoolse omgeving.’
Soms richt de hulpvraag zich vooral op het verbeteren van de didactische vaardigheden van de leerling; soms gaat de begeleider ook actief aan de slag met de sociaal- emotionele vaardigheden. Maar, vindt Els, altijd moet het complete kind voorop staan. ‘Het is nodig om verder te kijken: hoe gaat het met een kind, waar loopt het tegenaan? Het gedrag is alleen de buitenkant. Er zit zoveel meer achter, het is een verhaal dat een kind door middel van het gedrag vertelt.’
Volgens Els is het belangrijk dat je als begeleider werkt aan de relatie met de leerling. ‘Pas als een kind zich veilig voelt in zijn eigen lijf en omgeving, komt het tot leren.’
Het eerste moment van begeleiding gaat vooral om het elkaar leren kennen; bouwen aan een vertrouwensband, zodat de begeleiding straks echt aanslaat. Ik zie de werkschriften al klaarliggen als ik binnenkom, maar in plaats van rekenboeken pak ik spelletjes uit mijn tas. Voor Davey is daarmee het ijs meteen gebroken: met Halli Galli al in zijn handen, vertelt hij vrijuit over zichzelf. Over boksen, zijn oude school en de hond van de buren. Ik vraag hem: ‘Wat is belangrijk voor mij om te weten over jou?’ Davey antwoordt meteen: ‘Dat ik niet zo lang stil kan zitten.’ Ik vertel hem over mezelf en Davey -nieuwsgierig als hij is- vuurt al zijn vragen op me af. Tot slot leg ik Davey en zijn moeder uit waar ik hen bij kom helpen, en daarna is het tijd voor Halli Galli. Spelenderwijs oefenen we het automatiseren al een beetje en krijg ik een idee waar Davey staat in zijn rekenvaardigheden. Maar bovenal ontdek ik wie Davey is en wat hij nodig heeft om tot leren te komen.
Bij het complete kind hoort ook zijn of haar omgeving. Els vindt het heel waardevol om breder te kijken, naar het hele systeem waarin een kind opgroeit. Ze geeft dat ruimte met vragen aan de leerling en ouders, en wanneer de leerling daar zelf behoefte aan heeft biedt Els een luisterend oor: ‘Zoals die keer dat het hem niet lukte om in zijn schrift te werken en we zijn gaan kleien en praten. Hij vertelde dat hij zijn opa nooit heeft gekend, maar wel altijd voelde dat zijn opa bij hem was. Toen heb ik hem gevraagd een figuurtje voor zijn opa te kleien, en later voor zijn oma en zichzelf: een soort systemische opstelling. Hij legde het kleifiguurtje van zijn opa heel dicht bij zijn eigen kleifiguur en vertelde over zijn opa. Later kwam ook zijn moeder aan tafel zitten. Zo ontstaan er hele mooie gesprekken en dat vind ik zó waardevol. Je ziet dan het verhaal achter de leerling, het verhaal van het gezin.’
Het fijne van individuele begeleiding is dat een kind zich echt gezien en gehoord voelt, vertellen de begeleiders van Educto ons vaak. Dat is bij leerlingen die thuiszitten zeker belangrijk. Els merkt dat de herkenbaarheid en de ervaringen die zij zelf heeft helpend zijn in haar begeleiding van de leerlingen en ouders. Als kind was zij een leerling met een specifieke onderwijsbehoefte die niet goed werd herkend, waardoor zij vastliep in het onderwijs; tot op het randje van thuiszitten. In die tijd, en dan spreken we over ruim 40 jaar geleden, waren er weinig voorzieningen voor ‘drop-outs’. Uiteindelijk is het haar gelukt om via een speciaal programma - destijds het vormingscentrum in Maassluis- haar vmbo diploma te halen. Daardoor kan ze zich goed inleven in de leerlingen en de (thuis)situatie. ‘Ik bied kinderen vertrouwen en veiligheid, een luisterend oor, en ook een stukje herkenning: mijn verhaal vertelt kinderen dat zij niet de enige zijn. Ik denk dat het namelijk vaak wel zo voelt voor een leerling die thuiszit.’
Behalve eigen ervaringen brengt Els ook veel expertise mee. Ze was leerkracht in zowel het regulier als speciaal (basis)onderwijs, waar ze zich vooral richtte op internaliserende- en externaliserende gedragsproblematiek. Ook werkte ze bij het PO samenwerkingsverband in Rotterdam. Toen ze de opleiding tot gedragsspecialist volgde, hoorde ze over de mogelijkheid om die werkzaamheden als zelfstandige te doen. ‘Dat sprak me meteen aan vanwege de autonomie en het gevoel op die manier meer tijd aan de leerling te kunnen besteden. Maar ik vond het een spannende stap en had het gevoel dat ik niet genoeg kon bieden.’ Gelukkig durfde Els de stap toch aan en richtte ze haar eigen praktijk Liviane coaching en training op. Via Educto vond ze verscheidene opdrachten in het onderwijsveld, waar ze het liefst werkt, en de twijfels verdwenen. ‘Waar vroeger veel schaamte zat op haar eigen verhaal; weet ik nu dat ik juist veel voor kinderen kan betekenen omdat hun situatie mij nauw aan het hart ligt, en dat het goed is om mijn eigen verhaal naar buiten te brengen. Daarmee breng ik herkenning en vertrouwen bij deze leerlingen en kan ik een luisterend oor zijn voor de leerlingen en hun ouders. Op deze manier kan ik mijn eigen achtergrond juist omzetten in een krachtige tool voor deze groep leerlingen.’
Een kind omarmen zoals hij of zij is, helpt daarbij. Doordat Els breder kijkt dan de didactische vaardigheden van de leerling, voelt de leerling zich gezien én kan ze voldoen aan de voorwaarden van het kind om tot leren te komen. ‘Natuurlijk heb ik didactische doelen om naar te streven, maar ik probeer verder te kijken: wat heeft deze leerling nodig? De leerling waar ik eerder over vertelde bijvoorbeeld, is heel beweeglijk. Daarom heb ik bewegend leren ingezet om de leerstof op een andere manier te helpen integreren. Het is heel mooi om te merken hoe goed dat bij hem werkt.’
Ik zie de onrust in Davey al zodra ik binnenkom. Dit is geen dag om in een schriftje te werken. Nadat we even hebben gekletst vraag ik hem om zijn bokshandschoenen te pakken. Enthousiast rent Davey naar zijn kamer en komt terug met de handschoenen al aan. ‘Oké Davey, weet je nog dat we laatst geoefend hebben met de vriendjes van tien?’ Davey knikt driftig en gaat alvast in de houding staan. Ik steek mijn beide handen naar voren, met de handpalmen naar Davey gericht. ‘Ik heb hier een acht, hoeveel boksen moet je mij geven om tien te krijgen?’ Davey slaat gecontroleerd op mijn rechter- en dan mijn linkerpalm. ‘Nu heb ik er zeven, wie is het vriendje van de zeven?’ Hij slaat drie keer op mijn handen. Ik zie de glinstering in zijn ogen als ik hem een compliment geef. Zo oefenen we de vriendjes van tien en minsommen tot tien. Aan het einde van de les vraag ik hem, zonder bokshandschoenen: wie is het vriendje van 6? Zonder aarzeling roept hij “4!”: deze manier van leren ligt Davey uitstekend.
Ben jij benieuwd hoe jij, met onze begeleiding, jouw thuiszittende leerling onderwijs kan bieden, of te helpen bij de overgang naar een nieuwe plek in het onderwijs? Onze experts denken graag met je mee. Meer weten over onze aanpak met thuiszitters? Klik hier. Wil je een hulpvraag indienen? Klik dan hier.
Davey is een fictieve leerling, gebaseerd op de ervaringen van els als begeleider van thuiszitters.